Om te onthouden Hoofdstuk 4


Symbolen

  • In een schakelschema gebruik je symbolen.
  • Met een schakelaar kun je een stroomkring openen en sluiten.

 


Serieschakeling

  • In een serieschakeling zitten alle apparaten in dezelfde stroomkring
  • Als in een serieschakeling 1 apparaat kapot gaat, gaan alle apparaten uit.

Parallelschakeling

  • In een parallelschakeling heeft elk apparaat zijn eigen stroomkring.
  • Thuis zijn alle apparaten parallel geschakeld
  • Als in een parallelschakeling 1 apparaat kapot gaat, blijven de andere apparaten aan.